Elma Thiel

Het Ik van binnen en van buiten.

Voor een drempelovergang heb je twee ruimtes nodig. In ons geval onze binnenwereld en onze buitenwereld.
De drempel heeft een bepaalde breedte waarin het Ik leeft. Bij nerveuze toestanden worden denken, voelen en willen niet goed uit elkaar gehouden, omdat het Ik te zwak is. (GA 178/160)
Wij beleven ons Ik overdag gewoonlijk tussen onze zintuigindrukken (zintuigsluier) en onze herinneringen (herinneringsspiegel). Bij de drempelovergang komen wij achter de zintuigsluier en onder de herinneringsspiegel.

Voor mij is kennis en kunde van het Ik het belangrijkste wat ik van de antroposofie leer. Ik was 16 jaar oud toen ik ontdekte dat de antroposofie in de wereld was. Ik wist meteen dat het mijn ding was, maar ik kon mij er niet direct helemaal mee verbinden en ik ben nog steeds bezig het mij eigen te maken. Zo’n 20 jaar geleden heb ik de antroposofische arts- en psychotherapie opleiding gedaan. Ik kreeg toen geen bevredigend antwoord op mijn vraag naar het Ik en ben er sindsdien zelf mee bezig. Toen ik tot de overtuiging kwam dat het Ik zowel buiten ons als binnen ons is was het fijn om de volgende bevestiging bij Steiner te vinden:
Het Ik leeft op tweevoudige wijze in ons.
Om te beginnen leeft het in ons als wij als mens op aarde geworden zijn en het Ik is afgedaald naar de fysieke wereld en ons vanaf het fysieke heeft opgebouwd inclusief het etherische en astrale.
Vervolgens leeft het Ik ook in ons als het door de zintuigen invloed op ons krijgt of als het Ik via het astrale met onze adem invloed op ons krijgt.
We kunnen onderscheid maken tussen een fysiek binnen Ik en een geestelijk buiten Ik. (GA 283/127 t/m 129)
Punt-cirkel beleving

In de mens wordt het Ik-punt van het hoofd tot cirkel in de ledematenmens. (GA 317/154)

Vanaf 2005 heb ik als (kinder- en jeugd)psychiater openlijk vanuit de antroposofie gewerkt. Dat riep vervreemding, maar gelukkig ook vragen op bij collega’s en die heb ik altijd vanuit het Ik beantwoord, namelijk het rechtop gaan van de mens, het spraakvermogen en het denkvermogen met het zelfbewustzijn als onderscheid van het dier. Ik heb met mijn cliënten geleerd dat een vruchtbare samenwerking alleen ontstaat vanuit gelijkwaardigheid waarbij ik moest leren mijn ik te bewegen in mijn eigen verticaal en leerde om mijn cliënten werkelijk te ontmoeten. Daarbij waren in het werk de vier niveaus van het Ik  zoals Steiner ze hieronder beschrijft alle van belang.
We hebben eigenlijk een viervoudig Ik in ons.
Datgene wat voor ons staat is wat het Ik heeft gemaakt van ons fysieke lichaam. Een gestalte tot in de bloedcirculatie die door het Ik is gevormd. Dat is de belichaming van het Ik. Dit Ik is van buiten waarneembaar.
We hebben het Ik ook als binnen beleving als zelfbeleving. In dit Ik strekken vanuit de geestelijke wereld de engelen, de aartsengelen en de geesten van de persoonlijkheid hun impulsen uit. De kracht van de geesten van de persoonlijkheid komen vooral tot uiting in het willen, de krachten van de aartsengelen vooral in het voelen en de krachten van de engelen vooral in het denken. Bij elkaar vormt dit ons innerlijke zielenleven.
De werkzaamheid van het Ik in het etherlichaam kan alleen door een helderziende worden waargenomen. Het komt tot uiting in zingen en spreken.
De werkzaamheid van het Ik in het astrale lichaam komt tot uiting in de scheppende fantasie. Dit kan zowel ten goede als ten kwade zijn en hierop hebben we invloed.
Wat we als zelfbeleving hebben danken we de engelen, de aartsengelen en de geesten van de persoonlijkheid. (GA 161/12-18)
Ik ben- Het denkt-Zij voelt-Hij wil

De mens als Ik is aardezijn (gebruik van de hersenen/Ik ben). De mens als astraallichaam is maandenken (gebruik van het strottenhoofd/Geestzelf/Werelddenken). De mens als etherlichaam is zonnevoelen (het gebruik van de handen/Levensgeest/Wereldziel) en de mens als fysiek lichaam is saturnuswillen (de omgeving met de zintuigen/Geestmens/Wereldwillen). Door de buitengrens keert de mens zich om. Eerst was de mens buiten zich; met de buitengrenzen is hij in zich. (GA 267/111, 114, 140,147)

Ik heb in 2006 een -zintuig-drift-behoefte aan-ervaring van- schema gemaakt waar ik zelf heel enthousiast over was, maar wat niemand bleek te begrijpen. Ik heb het gebruikt als basis om de werkzaamheid van het Ik voor mij zelf helder te houden. In de praktijk kwam ik vaak niet verder dan werken met de vier basisemoties boos, bang, bedroefd en blij, maar dat bleek al heel effectief. De bevestiging  van mijn schema vond ik in de volgende karakterisering van Steiner.
We beleven tegelijk met de zintuiginhoud ons Ik. Dat is onze Ik-ervaring.
In de zintuigwaarneming leeft het Ik. Net zoals we onze zintuigervaringen van buiten af ervaren, zo ervaren we ook ons Ik als van buiten naar binnen. De zintuigervaring wordt om te beginnen opgenomen in ons Ik. Daar wordt een voorstelling aan vast geknoopt als het zich inleeft in het astrale lichaam. De kracht die de herinnering mogelijk maakt werkt als het zich inleeft in de beweging van het etherlichaam. Nu moet het zich stuwen. In het fysieke lichaam ontstaat een innerlijk beeld. Als dit stuwen niet zou plaats vinden dan zouden we rondom spartelend door de wereld gaan, afhankelijk van hoe de gebeurtenissen zich aandienden, en moesten we alles nadoen.
Het fysieke lichaam toont zich van binnen als iets dat tegenover de ervaringen staat en beeld wordt. Van buiten gezien is het een krachtorganisme. Bij het fysieke lichaam is er sprake van een in elkaar werken van krachten en beelden.
Er is een verschil tussen het denken van onze bewegingen en onze werkelijke bewegingen. Om van plaats te kunnen veranderen moet er sprake zijn van een krachtsontplooiing. De kracht van het fysieke lichaam vormt zich in het etherlichaam om tot groeikracht en wordt in het astrale lichaam instinct en in het Ik tot wil.
In het etherlichaam gaan de groeikrachten als etherbewegingen van beneden naar boven en de etherbewegingen van boven naar beneden zorgen voor het bewaren van de herinnering.
In het astrale lichaam tot uiting komend in het ritmische systeem van bloedcirculatie en adem is er een in elkaar spelen van instincten van binnen naar buiten en opvoeding van buiten naar binnen.
In het Ik is er een in elkaar spelen van zintuigwaarnemingen en wilshandelingen.
Hierbij past het beeld van de slang die zichzelf in de staart bijt. (GA 206/118 t/m 131)
Ontmoetingsproces

In de kinderontwikkeling heb ik  een onderscheid gemaakt tussen de Ik-voorstelling die bij het kind in het derde levensjaar tot bewustzijn komt waarbij het zich ik gaat noemen, het Ik-gevoel dat in het tiende levensjaar ontstaat, wat gepaard gaat met een verlies van de vertrouwdheid van de omgeving en een meer op zichzelf komen te staan en de Ik-kracht die in het zestiende levensjaar vrijkomt en wat het vermogen geeft om door de weerstand heen dingen te bereiken. En dan komt met het 21e jaar het Ik vrij en kan er begonnen worden met zelfopvoeding in plaats van opvoeding.
Het menselijke zelf is ruimer dan datgene wat is opgesloten in de persoonlijkheid. De mens merkt dit aan het vermogen van het menselijke meegevoel, waarbij men met de ander meeleeft zonder zichzelf te verliezen en aan de gewetensoordelen over zichzelf. Het onderscheid tussen het persoonlijke zelf en hogere zelf is het uitgangspunt van de zelfopvoeding. Hierbij is veel onduidelijkheid over wat goed is om te doen. Het is goed om het hele leven te werken aan een onbevangen oordeel. Het is goed om de gemoedsstemmingen in de hand te krijgen. Voor het lichaam is veelzijdigheid goed. Voor het intellectuele in de ziel is concentratie goed en het komen tot enkele grondideeën. Het zenuwsysteem moet verzorgd worden, anders ontstaat nervositeit. Nervositeit ontstaat door de verkeerde opvoeding van de wil. De wil wordt alleen sterker in de aanraking met de buitenwereld. Het is van belang om het innerlijke bevruchtende element wakker te roepen. Daarvoor is het van belang om de dingen met aandacht te doen en ze dan op de juiste manier te vergeten. Uit de vergetelheid komt dan de inbeelding/fantasie.
De juiste afwisseling tussen overgave en dadendrang is van belang, waarbij de mensen meestal het tegenovergestelde doen van wat wijs is. Overgave aan onze lotgevallen en deze met gelatenheid aanvaarden is wijs, terwijl de meeste mensen zich hier tegen verzetten en erover klagen. Dit maakt de wil zwak. De meeste mensen geven zich over aan hun innerlijk terwijl daar juist veel werk te verzetten is. (GA 61/421 t/m 443)
Levensthema vraag

De oproep in onze tijd is om wakker te worden voor het geestelijke en om vanuit inzicht mee te gaan werken aan de weg terug vanuit de materie naar het geestelijke.
De onbewuste drempelovergang die heeft plaats gevonden waarbij toegang is gekomen tot de lege duisternis achter de zintuigsluier en van onder de herinneringsspiegel vernietigende krachten in het bewustzijn komen toont zich in allerlei pathologie die  is terug te voeren op ik/wilszwakte.
Belevingen op basis van de drempelovergang zijn volgens mij  al dan niet lichte herinneringen aan eerdere levens, al dan niet sterke ervaringen met overleden mensen, voorgevoelens van wat gaat gebeuren en allerlei mogelijke ontmoetingen met geestelijke wezens.

Eigen drempelovergang ervaringen

De zes basisoefeningen passen voor mij als middel om zelf de afstemming tussen denken, voelen en willen te verzorgen.

Elke dag gaan wij de drempel over als wij in slaap vallen.
Als we slapen is alles omgekeerd. De wil is wakker en is zeer werkzaam. Afhankelijk van wat de mens overdag met zijn wil doet ontstaat een gezonde of zieke wil. Deze werkt tijdens de nacht aan onze levenstoestand tot in het fysieke lichaam. De ongezondheid van de wil giet zich in het lijf en is de oorzaak van talloze ziektevormen.
Gelatenheid en berusting in het levenslot geeft een versterking van de wil.
Opmerkzaamheid en levendige interesse voor de omgeving geeft een beter humeur.
Overgave aan de natuur en de mensheidsvragen geeft een verbetering van het denkvermogen. (GA 130/130 t/m 142)
Het inslapen kan je beschouwen als vragen stellen aan de geestelijke wereld en ontwaken als antwoord krijgen. Het wilsmatige Ik gaat uit de zenuw-zintuig mens en treedt voor de wezens van de geestelijke wereld. Op basis van wat er aan goeds is in de ziel ontstaat een geestelijke Ik-gestalte. Het Ik is tijdens de slaap heel intensief binnen in de ledematen-stofwisselingsmens. GA 208/180 t/m 190)
Door de delen van de onderste Ik-aura en de onderste astrale aura worden de verlevendigende krachten opgewekt. De herstellende krachten werken van beneden naar boven en het herstel hangt af van het naar boven uitgaande deel van de aura die aantrekkingskrachten ontwikkeld voor de sterrenwereld en dat naar binnenzuigt  zo dat ze regenerend op de mens werken. (GA 141/80)

De twee zielenproeven van onze tijd: vrees voor de Leegte en het ten prooi vallen aan het Egoïsme kunnen alleen worden doorstaan met het opnemen van de Christussubstantie.  De wereld van de atomen is leeg voor een bewustzijn waarin de Christus niet aanwezig is. De Christus-Impuls werkt oplossend op onze ik-zucht en voert ons geleidelijk naar het sluiten van de cirkel tussen ons denken en ons willen tot wilsvolle gedachten of willende gedachten waarbij de wereld blijkt te bestaan uit willende geest. (GA 129/210 t/m 223)

Van top tot teen en vice versa in een halve cirkel (GA 239/236 t/m 254)

September 2024, Elma Thiel