Vechtscheiding als ontwikkelingstaak

In aansluiting op het interview met psychotherapeute Martine Groen in de NRC op 13 september 2013 over de kindermishandeling die een vechtscheiding met zich meebrengt wil ik toevoegen dat naar mijn ervaring een snellere uitspraak van de rechter wel in het belang van de kinderen is, maar de problematiek van de kinderen niet echt oplost.
Ik ben het helemaal met haar eens dat een langer durend juridisch proces de problematiek verergerd, dat de jeugdhulpverlening en psychotherapie voor het kind weinig tot geen goed doen en dat in de afgelopen jaren met de toename van het recht op ouderschap het belang van het kind teveel op de achtergrond is geraakt.
Volgens mij is het belang van het kind dat de ouders hun scheiding als relatiepartners emotioneel verwerken om als ouders te kunnen functioneren.
Ik ben het met Martine Groen eens dat een onveilige gehechtheidsrepresentatie bij de ouder(s) vaak, zo niet in alle gevallen, de uiteindelijke oorzaak is van een vechtscheiding. Daarom is volgens mij mediation in dit soort situaties te oppervlakkig en te kort.

Mijn ouders gingen 43 jaar geleden middels een vechtscheiding uit elkaar en de emotionele belasting en pijn daarvan gaan tot op de dag van vandaag door. Bij elke mijlpaal in mijn leven was het voor mij onoplosbaar aanwezig met als dieptepunten mijn eindexamen, mijn artsexamen en mijn huwelijk.

In mijn professionele ontwikkeling heb ik mij zowel bezig gehouden met wat er over de problematiek van echtscheiding voor kinderen bekend was als dat ik geëxperimenteerd heb met behandelmogelijkheden.
Naar mijn inzicht en ervaring is er bij een onveilige gehechtheidsrepresentatie een onvermogen om verdriet te kunnen doorleven. De angst voor het vroeg in de ontwikkeling ontstane innerlijke verdriet is immens en alles wordt in verdediging gebracht om te voorkomen dat dat wordt aangeraakt. Achter de destructie, wraakzucht, achterdocht en demonisering die Martine Groen noemt zit volgens mij de grote kwetsbaarheid van het niet kunnen rouwen. Het onvermogen om te kunnen rouwen van een of beide ouders is het probleem bij een vechtscheiding en daar hebben deze ouders hulp bij nodig.
Ik heb veel kinderen uit vechtscheidingen in mijn praktijk. Als deze kinderen het geluk hebben dat hun ouders inzien dat ze zelf aan het werk moeten in het belang van hun kind dan doe ik een begeleide Vraag-Antwoord-Dialoog met hen. Dat gaat heel simpel: de ouders stellen elkaar om de beurt een vraag en geven zo open mogelijk antwoord. Het is de meest veilige vorm van communiceren met elkaar en het geeft de ouders de gelegenheid om zelf het tempo te bepalen waarin ze zaken met elkaar willen uitwisselen en last but not least bewerkstelligt het afwisselend een vraag moeten beantwoorden en daarna een vraag moeten stellen een enorme Ik-versterking die ook nodig is om te kunnen dealen met de heftige emoties die er spelen. In de begeleiding let ik op of de vraag wel een vraag is en stop ik het antwoord als er teveel wordt uitgeweid. Al heel snel in dit proces heeft een van de ouders geen vraag meer aan de ander. In dat geval kunnen de ouders met mij overleggen totdat ze weer wel een vraag aan de ander hebben. Dat is het meest intensieve psychotherapeutische werk. Naar mijn ervaring duurt zo’n ouderbegeleiding/therapie ongeveer twee jaar bij een contactfrequentie van gemiddeld eens per maand. In alle gevallen heb ik het succesvol kunnen afronden als ouders maar bleven komen.
Naar aanleiding van de onmacht die er leeft in de samenleving ten aanzien van het fenomeen vechtscheiding vraag ik mij af of de door mij toegepaste methodiek ook eerder in het proces van een vechtscheiding en door andere hulpverleners zou zijn toe te passen en of het in een verplichtend kader zou zijn op te leggen aan ouders.


Elma Thiel, kinder- en jeugdpsychiater
22-9-2013